Zeeland smaakt niet normaal. Mooi.
Van mosselen, oesters, de bolus en de babbelaar tot zwarte bessen, asperges, lamsoren en aardappelen; Zeeland is rijk aan bekende én onbekende smaken. Nergens zo lekker als hier! De ligging aan zee, de Zeeuwse grond, de zeewind en het aantal zonuren dat in Zeeland zo’n 10 procent hoger ligt dan elders in Nederland zorgen voor unieke smaken. Daarom smaakt Zeeland niet normaal. Mooi.
Het best. Mooi.
Wist je dat de zwarte bessen uit de cassis van Hero uit Zeeland komt? 75 procent van de Nederlandse zwarte bessen worden hier verbouwd. De vruchtbare Zeeuwse klei is bij uitstek geschikt voor de bessenteelt. Tel daar het Zeeuwse klimaat bij op en je hebt de bes in zijn volle rijpheid, smaak en kleur.
De omstandigheden in Zeeland zijn naast de zwarte bessenteelt ook ideaal voor het telen van andere fruitsoorten. Neem bijvoorbeeld de Conference peer. Ook die komt hier vandaan! Veel fruitsoorten komen recht uit de boomgaarden van Zuid-Beveland. En druivenstokken; die houden niet van natte voeten. Die doen het daarom goed op de Schouwse bodem van zand en klei. Niet voor niets dat wijn uit deze regio geschonken wordt in de World Businessclass van KLM!
Ongezouten. Mooi.
Op de grens tussen land en water groeit zeekraal en lamsoor. De combinatie van het zoute water en zoet regenwater is ideaal voor de groei van zeekraal. Het zout geeft de typische zilte smaak en het heeft zoet regenwater nodig om te ontkiemen. Ook lamsoor heeft zout water nodig. Ze groeien, net als zeekraal, aan schorren en zandplaten aan de zee. Daarom smaken ze in Zeeland niet normaal. Mooi.
Rauw. Mooi.
Voor zilte smaken ben je in Zeeland op de juiste plek. De hang- en bodemcultuurmosselen komen recht uit de Oosterschelde, maar ook de oesters komen hiervandaan. In Zeeland heb je twee soorten, namelijk de Zeeuwse platte en de Zeeuwse creuse (Japanse oester). Ze worden in de Oosterschelde of de Grevelingen gekweekt en opgeslagen in de oesterputten in Yerseke, het hart van de oesterproductie.
Kraakvers. Mooi.
Als er één product het Zeeuwse DNA heeft, dan is het de Oosterscheldekreeft. Deze kreeft heeft zijn eervolle naam te danken aan zijn herkomst. Hij komt namelijk alleen in de Oosterschelde voor. Wist je dat deze kreeft anders, zachter, smaakt dan de gemiddelde Europese kreeft?
Stroperig. Mooi.
Het Zeeuwse gebak dat je niet mag overslaan; de bolus. Een bolus wordt gemaakt van wit brooddeeg, dat tot een lange streng wordt uitgerold in bruine suiker. Vervolgens wordt de streng tot een platte schijf gedraaid en gaat het de oven in.
Nog een typische Zeeuwse zoetigheid is de boterbabbelaar. De Babbelaar dankt zijn naam aan het feit dat men lang over het snoepje deed. Doordat je langer bleef zitten, bleef je langer praten, babbelen. Boter, suiker, glucosestroop, azijn en water zijn de hoofdingrediënten van de babbelaar.